Gitta Reinhardt (1891 - 1943)
Gitta Reinhardt, née Czerwinska, geboren op 14 juni 1891, kwam in 1908 met haar ouders uit Lowitsch (nu Lowicz in Polen) naar Chemnitz. Haar vader was hoofd van een Joodse jongensschool en voorzanger in de synagoge. Gitta Reinhardt leerde machinaal borduren in de borduurschool in Plauen. Toen zij in 1920 trouwde met de niet-joodse drukker August Reinhardt en het joodse geloof afzwoer, verbrak haar familie het contact met haar, wat haar hele leven een last voor haar was.
Na de dood van haar man in 1930 leefde zij in bescheiden omstandigheden met haar dochter Margot, geboren in 1922. In 1933 liet zij zich protestants dopen om haar dochter beter te kunnen beschermen. Voor bijstandsuitkering moest ze "verplicht werk" doen. Ze leed onder de anti-Joodse wetten en onder het toenemende isolement. Verscheidene malen werd haar aangezegd haar appartement te verlaten wegens haar "Joodse afkomst" totdat zij uiteindelijk kon verhuizen naar een klein tuinhuis achter het gebouw in de Brauhofstraße 5. Haar dochter mocht niet langer lessen volgen aan de Aufbauschule.
Net als andere Joodse vrouwen, werd Gitta Reinhardt gearresteerd door de Gestapo na de "Reichskristallnacht" in 1938. Na een tweede arrestatie in december 1942 keerde zij niet naar huis terug. Zij werd op 2 maart 1943 naar Auschwitz gedeporteerd en daar op 2 mei vermoord. Haar dochter Margot overleefde de nazi-tijd.
De struikelsteen voor Gitta Reinhardt werd op 18 juni 2011 geplaatst in de Brauhofstraße 5 (initiatief van de Jenaer Arbeitskreis Judentum).
Hier wohnte Gitta Reinhardt, geb. Czerwinska, Jg. 1891, deportiert, Auschwitz, ermordet 2.5.1943.